Het Gerechtshof in Leeuwarden heeft vorige week bepaald dat  een kentekenplaat niet links of rechts van het midden bevestigd mag zijn. Dit gebeurde bij een hoger beroep door een motorrijder die was bekeurd voor het voeren van een kentekenplaat links van de motor, zo meldt de MAG. De motorrijder blijkt overigens wel bekeurd te zijn voor het verkeerde feit, maar dit is niet relevant voor dit arrest in het algemeen. Het verbod is volgens het Gerechtshof benoemd in artikel 7, 6e lid van de Regeling Kentekens en Kentekenplaten, waarin omschreven wordt dat een kentekenplaat “loodrecht op het verticale mediaanvlak van het voertuig moet zijn aangebracht” en zich daarnaast in verticale stand moet bevinden, met een tolerantie van 5%. Dit betekent dus dat de kentekenplaat in het midden en rechtop gemonteerd moet zijn, anders wordt deze door het Hof geacht “niet behoorlijk zichtbaar” te zijn.  Bij het niet voldoen aan de eisen kan een bekeuring worden uitgeschreven voor de gedraging met feitcode K030a met als omschrijving ‘het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan een motorrijtuig’. Dit zorgt dan weer voor overtreding van artikel 40, eerste lid, van de WVW 1994, goed voor een boete van 130 euro. 

De MAG heeft een vordering tot cassatie ‘in het belang der wet’ ingediend, omdat ze van mening zijn dat het gerechtshof in Leeuwarden de wet verkeerd heeft uitgelegd. Volgens de MAG is er geen geen wettelijke bepaling die de precieze plaats van de kentekenplaat in het midden van het voertuig bepaalt.